Hondjes die qua uiterlijk lijken op de tegenwoordige Kooikerhondjes zijn al eeuwenlang op (Nederlandse) schilderijen terug te vinden.
Er is zelfs in de historiën melding gemaakt dat een rood-wit hondje het leven gered zou hebben van Prins Willem de Zwijger (1533-1584)
door hem wakker te maken zodat hij kon ontsnappen aan Spaanse overvallers.
Eeuwenlang is het Kooikerhondje de trouwe hulp en metgezel geweest van de kooiker (eenden jager) in de Nederlandse polders.
Op een zeer specifieke manier werden eenden in de fuik ("kooi" genoemd) gelokt. Het Kooikerhondje was daarbij, met zijn dartele
sprongen, een goede lokker voor de nieuwsgierige eenden.
Eind 19e eeuw kwam het vak van kooiker steeds meer onder druk te staan, onder meer door een ander waterbeheer en
drooglegging van de polders. Dit had tot gevolg dat de kooiker rond 1900 vrijwel was uitgestorven. Een Barones, die zeer
begaan was met de Nederlandse kynologie, heeft een handelsreiziger op pad gestuurd om, met een haarlok en afbeelding
van het ideale kooikerhondje, op zoek te gaan naar geschikte hondjes om het ras terug te fokken. In Friesland vond hij
het teefje "Tommie" wat aan de basis ligt van onze tegenwoordige Kooikerhondjes. Na jaren van terugfokken werd het ras
voorlopig erkend in 1966 en kreeg het een definitieve erkenning in 1971.
Het Kooikerhondje is een ras dat nog maar zeer kort als huis- en gezelschapshondje gehouden wordt. Het vertoont dan ook
nog zeer vele werkeigenschappen. Het kooikerhondje mocht enkel de eenden lokken, hij deed dit door speelse dartele capriolen in
de rietkragen uit te halen. Dit moest heel stil gebeuren, dus zonder geblaf en de kooiker moest zijn hondje kunnen sturen en rustig
kunnen krijgen met een simpel handgebaar. 's Nachts echter werd hij ook nog ingezet om, geheel zelfstandig, erf en goed vrij te
houden van ongedierte.
Dit in gedachte houdend kunnen we van het kooikerhondje zeggen dat hij gemakkelijk leert, zelfstandig kan werken, geen blaffer is,
erg gericht is op zijn baas, graag werkt met zijn baas en bovendien een handig formaat heeft met weinig vachtonderhoud. Kortom
het ideale hondje! Maar... er zijn toch ook een paar "kleinigheden" waarmee rekening gehouden moet worden. Omdat het
kooikerhondje maar 1 baas had waar hij altijd mee op pad was, én steeds als enig hondje gehouden werd is zij beslist eenkennig
en terughoudend tegenover vreemde mensen en andere honden / dieren. Ook van andere kleine huisdieren (konijntje, cavia enz)
moet hij leren dat het geen prooi is. De pup heeft dan ook een goede inprenting en socialisatie nodig waarbij hij op een positieve
manier kan leren dat andere mensen en dieren ook een speelkameraad kunnen zijn.
Dus, ga op zoek naar een goede hondenschool, waar u al met een jonge pup (vanaf 8 weken) naar toe mag en waar veel aandacht
besteed wordt aan de socialisatie met andere pups, volwassen honden en hondeneigenaren. Ga met een zak vol beloningssnoepjes
naar de markt, een terras, het schoolplein met uitgaande schoolkinderen, en laat iedereen die maar wil, snoepjes geven aan uw pup.
Kortom zorg ervoor dat uw pup geen eenkennig, angstig beestje wordt, maar de wereld met vertrouwen tegemoet durft te treden.
Het kooikerhondje heeft beslist veel energie en kan hoge ogen gooien in agility, doggydance, flyball en is verzot op lange wandelingen
en apporteerspelletjes. Heeft u niet altijd de tijd om aan deze energiebehoefte te voldoen, bedenk dan dat u ook thuis perfect zoek-
en snuffelspelletjes met uw hondje kunt doen. Een kwartier spelen, waarbij het intellect van uw hondje wordt uitgedaagd, vermoeid
hem meer dan een uur rustig wandelen. Bovendien is het heel erg leuk om te doen en voorkomt het dat u een nerveus hondje,
dat hierdoor zelfs blafferig kan worden, in huis krijgt.
De vacht van het kooikerhondje is wit met helder oranjerode platen, maar ook wit/zwart en driekleur bestaat, hoewel deze niet
erkend zijn door F.C.I. Sommige kooikerhondjes hebben "oorbellen", prachtige lange zwarte krullen aan hun oren, andere hebben
kleine krullen, en er zijn kooikerhondjes die helemaal geen "oorbellen" hebben. Wat dit betreft zijn alle variaties toegestaan.
Bovendien is bij een pup nog absoluut niet te zien of hij ze later wel of niet zal krijgen.
De schofthoogte van een kooikerhondje is tussen 35 en 40 cm. met een gewicht tussen de 9 en 15 kg. Een reu is meestal wat groter
en zwaarder gebouwd dan een teef.
Het kooikerhondje is vanuit een zeer smalle basis gefokt, wat onherroepelijk tot gevolg heeft dat er erfelijke ziektes in het ras sluipen.
Necrotiserende Myelopathie (kooikerverlamming) is er een van, en wordt veroorzaakt door een defect enzym, het komt tot uiting
voor het 1e levensjaar en leidt altijd tot de dood. Er wordt stellig aangenomen dat deze ziekte erfelijk is alhoewel wetenschappelijk
onderzoek dit nog niet aan heeft kunnen tonen. Gelukkig is er, door uitsluiting van "dragers" en hun nakomelingen, een kentering
gekomen in de frequentie hiervan en wordt er inmiddels (in Nederland) nog maar 1 nieuw geval/jaar gemeld.
Vachtverzorging
Het Kooikerhondje heeft een zg. gecombineerde vacht met ondervacht. De vacht bestaat dus uit een korter gedeelte op zijn rug
en langere haren aan de benen, en kraag. Over hun hele lichaam hebben ze een ondervacht. Deze ondervacht komt 2x per jaar in
de rui. Op deze momenten wordt de vacht dof, dit is het eerst te zien op de flanken, en moet dan zeer grondig uitgeborsteld en
uitgekamd worden. Dit is een langdurig werkje waar een ervaren hondenkapster toch wel enkele uren mee bezig is, maar dat u net
zo goed zelf kunt, mits u het geduld hiervoor op kunt brengen. Het is belangrijk om al de ruiharen er op een zo kort mogelijke termijn
uit te kammen, hooguit op enkele dagen, omdat de levensduur van een hondenhaar op zijn hele lichaam dezelfde is. Als u de ruihaar
er op 1 dag uit kunt borstelen betekend dit dus dat alle haren over een half jaar samen in de rui komen waardoor u niet veel last hebt
van haaroverlast. Tussen de ruiperiodes in heeft de vacht niet veel onderhoud nodig. Enkele plaatsen op het lichaam moet u tussentijds
klitvrij houden. Deze plaatsen zijn de fringles rond de oren, onder oksels en liezen en aan de achterkant van de achterpoten, eventueel
ook de staart. Hier moet regelmatig geborsteld of gekamd worden, probeer tussen de ruiperiodes in wel uitsluitend de bovenvacht te
borstelen en niet tot in de ondervacht te borstelen of kammen.
Om de ondervacht uit te borstelen moet de vacht laag voor laag grondig geborsteld worden met een rechte pinnenborstel (géén
universeel borstel met kromme ijzeren pennetjes) hierna moet de vacht laag per laag uitgekamd worden met een grof getande kam,
en hierna nogmaals met een fijngetande kam om de laatste haren uit te kammen. Zorg hierbij dat u gemakkelijk kunt werken en dat
uw hond niet constant weg loopt. U kunt uw hond bv op een tafel zetten met een riem rond buik en hals die u aan het plafond bevestigd.
Voor een borstelbeurt van Uw Kooikerhondje hebt u de volgende kammen en borstels nodig :
Houdt er bij castratie of sterilisatie rekening mee dat uw hond een zg. castratievacht kan krijgen. Dit is een vacht waarbij de
onderwol "op hol" slaat en langer wordt dan de bovenvacht, u krijgt dan een hond met een wollige, pluizige vacht te zien.
Als u vindt dat de vacht van de hond op sommige plaatsen te lang wordt (bv op de achterpoten) laat deze dan NOOIT knippen
of scheren, maar laat deze dan uitplukken bij een goede hondentrimmer die verstand heeft van hondenvachten. Vraag hoe ze
de vacht van de hond gaat behandelen, wat ze van plan is te gaan doen. Nog te vaak komen honden bij de hondentrimmer
vandaan waar ze een behandeling hebben gekregen die niet overeenstemt met hun vacht. Tenslotte is het vak van hondentrimmer
geen beschermd beroep en wordt er veel te vaak naar schaar of scheermachine gegrepen.
Heeft uw hond toch een erg vaste klit, die u niet uitgeplozen krijgt met uw vingers, neem dan een schaar met een scherpe punt,
zet de punt tussen huid en klit en knip zo, naar buiten toe, de klit enkele keren in de lengte door. Op deze manier beschadigd u
de vacht minimaal en kunt u de klit gemakkelijk uitpluizen met uw vingers en daarna verder uitkammen.
Wassen
Probeer uw hond zo weinig mogelijk te wassen, misschien is het voldoende om uw hond goed af te spoelen met lauwwarm water.
De vacht van uw hond is vet, waardoor vuil en vocht zich niet vastzet op de vacht. Bij het wassen met shampoo ontvet u de vacht,
waardoor vuil en vocht zich echt vastzet op de vacht. Het gevolg kan zijn dat uw hond er, de dag nadat hij gewassen is, viezer
uitziet dan voor zijn wasbeurt! Als het toch nodig is om hem te wassen, doe het dan met een milde honden- of puppyshampoo,
gebruik geen shampoo voor mensen, de PH waarde van onze huid is volledig anders dan de PH waarde van de huid van de hond,
waardoor onze shampoo nog veel agressiever voor zijn vacht is.
Borstel steeds uw hond goed uit VOOR het wassen, klitten in de vacht krijgt u na het wassen en drogen vrijwel niet meer uitgeborsteld.