Hoewel de naam doet vermoeden dat het hier om een rasecht Engels ras gaat, verwijst de notatie Spaniël toch ook naar de
Spaanse roots van deze vrolijke rasoptimist. Kleine tot middelgrote honden met lange vacht, bevederde poten en staart en
lange (harige) oren komen echter al ruim 500 jaar voor op Engelse kunst. De groten behoorden tot de Setter en Springer
Spaniëls, de kleine tot de Cocker Spaniël, deze 3 konden best in een nest geboren worden. Alle drie waren het jachthonden
en de Cocker werd op kleiner (voornamelijk vogels) wild ingezet. Door hun kleinere formaat konden ze gemakkelijk onder de
wilde struiken lopen om daar de vogels op te jagen die dan geschoten werden door de jager.
Enkele cockers emigreerden naar Amerika en veranderden daar ten opzichte van hun Engelse soortgenoten, ze werden
kleiner en (nog) zwaarder behaard gefokt, en meer als gezelschapshondje gehouden, terwijl de Engelse Cockers tot heel
laat in de geschiedenis gebruikt werden als jachthond. Dit blijkt nu nog steeds uit hun nood aan beweging. De Engelse
cocker is een perfecte hond als u aan hondensport wil gaan doen, agility, gehoorzaamheid, canicross, maar ook als u
graag lange wandelingen maakt met uw hond is de Engelse cocker de perfecte gezel. Het is helemaal ideaal als u in
de gelegenheid bent om uw cocker lekker los te laten rennen, en hem te laten apporteren. De cocker is geen wegloper
en zal ook in vrijheid niet ver bij zijn baas weglopen, immers hij moest binnen oogafstand van zijn baas, de jager, blijven
om niet het risico te lopen zelf geschoten te worden in plaats van het wild waarop gejaagd werd.
De Engelse cocker is een enthousiaste levensgezel die steeds vrolijk de clown uithangt, maar vergis u niet, hij kan ook
behoorlijk eigengereid en koppig zijn. Een consequente opvoeding is daarom zeer belangrijk. Laat u niet beïnvloeden
door de smekende blik in die schattige 'droopy'-ogen, want voordat u het beseft neemt de Cocker het beleid over en
dan zijn het niet meer de prettigste huisgenoten. Ze kunnen ook smekend kijken naar het lekkers dat u bij zich hebt,
maar overvoer ze niet want een te dikke cocker gaat al snel minder bewegen waardoor hij nog dikker wordt en u al snel
in een negatieve spiraal van obesitas zit.
De Engelse cocker is geen waakhond, maar eerder een allemansvriend, ook met kinderen kan hij perfect maar omdat hij zo
graag speelt zijn iets oudere kinderen meer geschikt dan een baby of peuter. Zorg er (vooral bij jongere kinderen) voor dat
u in kunt grijpen mochten de spelletjes te wild worden.
Socialiseer uw cocker goed met andere honden, reu - reu agressie komt weinig voor bij de cocker, maar teefjes kunnen
soms zeer onverdraagzaam zijn naar andere teefjes. Meestal wordt deze onverdraagzaamheid gestuurd door hun hormonen,
maar een goede socialisatie zal hier zeker positief werken.
De cocker is een redelijk gezond ras, te klein om echt heupproblemen te ontwikkelen, te groot voor patella-luxatie. Zoals
vrijwel bij alle rassen die in Engeland hun grootste ontwikkeling hebben doorgemaakt is PRA een erfelijke aandoening
die in het ras voorkomt.
Wel zijn ze vatbaar voor oorontstekingen, dit vind zijn oorzaak in de sterke beharing van de oren. Vooral de binnenkant
van de oren moet goed bijgehouden worden en regelmatig ontdaan worden van klitten en overbeharing (plukken,
niet scheren). Als de beharing aan de binnenkant van de oren te overvloedig wordt ontstaat er een vochtig en warm
klimaat wat een fantastische groeibodem is voor allerlei bacteriën die ontstekingen veroorzaken.
De schofthoogte van een reu is tussen 39-41 cm, van een teef 38-39 cm. Het ideale bijbehorende gewicht is tussen 13-15 kg.
De vacht van een Engelse cocker is zijdeachtig en glad, niet gekruld met bevedering aan de poten en staart. De ondervacht
ruit 2x per jaar uit. Houdt bij castratie of sterilisatie rekening met het ontstaan van een castratievacht.
Alle kleuren, zowel effen als gevlekt zijn toegestaan bij de Engelse cocker.
Vachtverzorging
Deze honden hebben een zg. gecombineerde vacht met gedeeltelijke ondervacht. De vacht bestaat dus uit een korter
gedeelte op de rug en langere haren aan de poten, oren, buik en broek (vlaggen en behang genoemd). Meestal hebben
ze een enkele vacht op hun rug en over de rest van het lichaam hebben ze een ondervacht. Deze ondervacht komt 2x per
jaar in de rui. Op deze momenten wordt de vacht dof, dit is het eerst te zien op de flanken, en moet dan zeer grondig
uitgeborsteld en uitgekamd worden. Dit is een langdurig werkje waar een ervaren hondenkapster toch wel enkele uren
mee bezig is, maar dat u net zo goed zelf kunt, mits u het geduld hiervoor op kunt brengen. Het is belangrijk om al de
ruiharen er op een zo kort mogelijke termijn uit te kammen, hooguit op enkele dagen, omdat de levensduur van een
hondenhaar op zijn hele lichaam dezelfde is. Als u de ruihaar er op 1 dag uit kunt borstelen betekend dit dus dat alle
haren over een half jaar samen in de rui komen waardoor u niet veel last hebt van haaroverlast. Tussen de ruiperiodes in
heeft de vacht niet veel onderhoud nodig. Enkele plaatsen op het lichaam moet u tussentijds klitvrij houden. Deze plaatsen
zijn de fringles rond de oren, onder oksels en liezen en aan de achterkant van de achterpoten, eventueel ook de staart.
Hier moet regelmatig geborsteld of gekamd worden, probeer tussen de ruiperiodes in wel uitsluitend de bovenvacht te
borstelen en niet tot in de ondervacht te borstelen of kammen.
Om de ondervacht uit te borstelen moet de vacht laag voor laag grondig geborsteld worden met een rechte pinnenborstel
(géén universeel borstel met kromme ijzeren pennetjes) hierna moet de vacht laag per laag uitgekamd worden met een grof
getande kam, en hierna nogmaals met een fijngetande kam om de laatste haren uit te kammen. Zorg hierbij dat u gemakkelijk
kunt werken en dat uw hond niet constant weg loopt. U kunt uw hond bv op een tafel zetten met een riem rond buik en hals
die u aan het plafond bevestigd.
Houdt er bij castratie of sterilisatie rekening mee dat uw hond een zg. castratievacht kan krijgen. Dit is een vacht die waarbij
de onderwol "op hol" slaat en langer wordt dan de bovenvacht, u krijgt dan een hond met een wollige, pluizige vacht te zien.
Als u vindt dat de vacht van de hond op sommige plaatsen te lang wordt (bv op de achterpoten) laat deze dan NOOIT knippen
of scheren, maar laat deze dan uitplukken bij een goede hondentrimmer die verstand heeft van hondenvachten, behalve bij
de Engelse cocker Spaniël, dit is het enige ras waarbij het toegestaan is om de achterpoten tot aan de enkel kort te knippen.
Vraag hoe ze de vacht van de hond gaat behandelen, wat ze van plan is te gaan doen. Nog te vaak komen honden bij de
hondentrimmer vandaan waar ze een behandeling hebben gekregen die niet overeenstemt met hun vacht. Tenslotte is het
vak van hondentrimmer geen beschermd beroep en wordt er veel te vaak naar schaar of scheermachine gegrepen.
Heeft uw hond toch een erg vaste klit, die u niet uitgeplozen krijgt met uw vingers, neem dan een schaar met een scherpe
punt, zet de punt tussen huid en klit en knip zo, naar buiten toe, de klit enkele keren door. Op deze manier beschadigd u
de vacht minimaal en kunt u de klit gemakkelijk uitpluizen met uw vingers en daarna verder uitkammen.
Wassen
Probeer uw hond zo weinig mogelijk te wassen, misschien is het voldoende om uw hond goed af te spoelen met lauwwarm
water. De vacht van uw hond is vet, waardoor vuil en vocht zich niet vastzet op de vacht. Bij het wassen met shampoo ontvet
u de vacht, waardoor vuil en vocht zich echt vastzet op de vacht. Het gevolg kan zijn dat uw hond er, de dag nadat hij
gewassen is, viezer uitziet dan voor zijn wasbeurt! Als het toch nodig is om hem te wassen, doe het dan met een milde
honden- of puppyshampoo, gebruik geen shampoo voor mensen, de PH waarde van onze huid is volledig anders dan de
PH waarde van de huid van de hond, waardoor onze shampoo nog veel agressiever voor zijn vacht is.
Borstel wel altijd uw hond goed uit VOOR het wassen, klitten in de vacht krijgt u na het wassen en drogen vrijwel niet
meer uitgeborsteld.