De Golden retriever of kortweg golden had als oorspronkelijke naam: gele retriever, maar deze werd in latere jaren op grote schaal
vervangen door de naam Golden Retriever, een naam bedacht door wijlen Lord Harcourt. Ook al aan het begin van deze eeuw
bestond er verwarring omtrent de oorsprong van het ras. Zwarte retrievers met golvende vacht waren bekend in bepaalde kringen in
het zuiden van Schotland, in die tijd waren echter met name zwarte labradors zeer populair. Feitelijk waren gele retrievers nauwelijks
bekend, behalve bij de leden van een paar adellijke families en hun naaste vrienden. Hun latere verspreiding over alle delen van
Engeland was ook niet makkelijk te voorzien. Het is daarom vrijwel ondoenlijk om nu nog te proberen de feiten op een rijtje te
zetten en de waarheid te achterhalen.
De Golden Retriever is aanhankelijk, betrouwbaar en gemoedelijk, maar ook energiek, werklustig en gehoorzaam van aard. Zijn vriendelijk
karakter maakt hem tot een fijne huisgenoot. Hij is beslist kindvriendelijk, geduldig, goedmoedig en gemakkelijk op te voeden.
Dit betekent echter niet dat de opvoeding vanzelf gaat! In het contact met zijn mensen heeft hij snel een zekere gelatenheid over
zich, wat hem wat zachter van aard maakt dan de Labrador Retriever. Hij is een echte mensenvriend en vol zelfvertrouwen treedt
hij de wereld tegemoet. Dit betekent dat hij doorgaans niet erg waaks is. Hij is intelligent en een fijne hond om mee te gaan sporten
of het gehoorzaamheidsprogramma te doorlopen. Hij is graag bij zijn mensen en heeft een hoge werkwil, natuurlijk is dit een van
de redenen dat hij, tot de dag van vandaag, zo vaak gebruikt wordt als blindegeleide- of hulphond.
Reuen hebben een schofthoogte tussen 56 en 61 cm, teven tussen 51 en 56 cm. Het respectievelijke gewicht is tussen 29 -35 kg
en 25 - 27 kg. Lekkerbek als hij is zult u zijn gewicht een leven lang in de gaten moeten houden, ze worden snel te dik.
De vacht is vrij lang en kan vlak of golvend zijn. De kleur kan van heel licht beige tot een diepe roomkleur zijn.
Vachtverzorging
De Golden retriever heeft een zg. gecombineerde vacht met ondervacht. De vacht bestaat dus uit een korter gedeelte op zijn rug
en langere haren aan de benen, en kraag. Over hun hele lichaam hebben ze een ondervacht. Deze ondervacht komt 2x per jaar in
de rui. Op deze momenten wordt de vacht dof, dit is het eerst te zien op de flanken, en moet dan zeer grondig uitgeborsteld en
uitgekamd worden. Dit is een langdurig werkje waar een ervaren hondenkapster toch wel enkele uren mee bezig is, maar dat u net
zo goed zelf kunt, mits u het geduld hiervoor op kunt brengen. Het is belangrijk om al de ruiharen er op een zo kort mogelijke termijn
uit te kammen, hooguit op enkele dagen, omdat de levensduur van een hondenhaar op zijn hele lichaam dezelfde is. Als u de
ruihaar er op 1 dag uit kunt borstelen betekend dit dus dat alle haren over een half jaar samen in de rui komen waardoor u niet
veel last hebt van haaroverlast. Tussen de ruiperiodes in heeft de vacht niet veel onderhoud nodig. Enkele plaatsen op het lichaam
moet u tussentijds klitvrij houden. Deze plaatsen zijn de fringles rond de oren, onder oksels en liezen en aan de achterkant van de
achterpoten, eventueel ook de staart. Hier moet regelmatig geborsteld of gekamd worden, probeer tussen de ruiperiodes in wel
uitsluitend de bovenvacht te borstelen en niet tot in de ondervacht te borstelen of kammen.
Om de ondervacht uit te borstelen moet de vacht laag voor laag grondig geborsteld worden met een rechte pinnenborstel (géén
universeel borstel met kromme ijzeren pennetjes) hierna moet de vacht laag per laag uitgekamd worden met een grof getande kam,
en hierna nogmaals met een fijngetande kam om de laatste haren uit te kammen. Zorg hierbij dat u gemakkelijk kunt werken en dat
uw hond niet constant weg loopt. U kunt uw hond bv op een tafel zetten met een riem rond buik en hals die u aan het plafond bevestigd.
Voor een borstelbeurt van Uw Golden Retriever hebt u de volgende kammen en borstels nodig :
Houdt er bij castratie of sterilisatie rekening mee dat uw hond een zg. castratievacht kan krijgen. Dit is een vacht die waarbij de
onderwol "op hol" slaat en langer wordt dan de bovenvacht, u krijgt dan een hond met een wollige, pluizige vacht te zien.
Als u vindt dat de vacht van de hond op sommige plaatsen te lang wordt (bv op de achterpoten) laat deze dan NOOIT knippen
of scheren, maar laat deze dan uitplukken bij een goede hondentrimmer die verstand heeft van hondenvachten. Vraag hoe ze
de vacht van de hond gaat behandelen, wat ze van plan is te gaan doen. Nog te vaak komen honden bij de hondentrimmer
vandaan waar ze een behandeling hebben gekregen die niet overeenstemt met hun vacht. Tenslotte is het vak van hondentrimmer
geen beschermd beroep en wordt er veel te vaak naar schaar of scheermachine gegrepen.
Heeft uw hond toch een erg vaste klit, die u niet uitgeplozen krijgt met uw vingers, neem dan een schaar met een scherpe punt, zet
de punt tussen huid en klit en knip zo, naar buiten toe, de klit enkele keren door. Op deze manier beschadigd u de vacht minimaal
en kunt u de klit gemakkelijk uitpluizen met uw vingers en daarna verder uitkammen.
Wassen
Probeer uw hond zo weinig mogelijk te wassen, misschien is het voldoende om uw hond goed af te spoelen met lauwwarm water.
De vacht van uw hond is vet, waardoor vuil en vocht zich niet vastzet op de vacht. Bij het wassen met shampoo ontvet u de vacht,
waardoor vuil en vocht zich echt vastzet op de vacht. Het gevolg kan zijn dat uw hond er, de dag nadat hij gewassen is, viezer
uitziet dan voor zijn wasbeurt! Als het toch nodig is om hem te wassen, doe het dan met een milde honden- of puppyshampoo,
gebruik geen shampoo voor mensen, de PH waarde van onze huid is volledig anders dan de PH waarde van de huid van de hond,
waardoor onze shampoo nog veel agressiever voor zijn vacht is.
Borstel steeds uw hond goed uit VOOR het wassen, klitten in de vacht krijgt u na het wassen en drogen vrijwel niet meer uitgeborsteld.